Of een hond wormen heeft kan je aan de buitenkant van het dier meestal niet zien. Dit kan alleen goed worden vastgesteld door middel van ontlastingsonderzoek met behulp van een microscoop (En zelfs dat is niet honderd procent betrouwbaar, omdat wormeieren niet continu worden uitgescheiden). Wormen zijn namelijk “gemaakt” om in een darm te leven. Alleen als uw hond een hele zware besmetting heeft komen er soms wormen uit met braaksel of ontlasting. Dat u niets ziet aan uw hond wil dus niet zeggen dat uw dier geen wormbesmetting kan hebben. Het is dus van belang om uw hond regelmatig te ontwormen.
Waarom ontwormen?
- Sommige wormen besmetten dieren én mensen! Ontwormen is dus ook van belang voor de volksgezondheid.
- Pups kunnen van een worminfectie ernstig ziek worden en/of een groeiachterstand oplopen.
- Volwassen honden kunnen bij ernstige worminfecties last krijgen van diarree en/of braken en lopen het risico dat bepaalde voedingsstoffen minder goed worden opgenomen.
- Worminfecties verlagen de weerstand van een dier waardoor het risico op andere ziekten toeneemt.
Hoe vaak ontwormen?
Ons ontwormingsadvies is:
- Pups: op de leeftijd van 2, 4, 6 en 8 weken. Vervolgens maandelijks tot de leeftijd van een half jaar. Daarna 4x per jaar.
- Moederdieren: tegelijk met de pups.
- Volwassen honden: 4x per jaar, bij jachthonden en honden die veel van de straat eten vaker.
Als u na één keer ontwormen (restanten van) wormen in de ontlasting ziet, is het verstandig de ontwormingskuur na twee weken te herhalen.
Een ontwormingstablet werkt alleen zolang die in het maagdarmkanaal aanwezig is. Dan doodt het alle aanwezige wormen. In theorie kan de hond dus de volgende dag alweer opnieuw besmet raken met wormen. Daarom is het zo belangrijk ontworming regelmatig te blijven herhalen, een hondenleven lang. Mocht u uw hond een keer ontwormen zonder dat het dier wormen zou hebben, dan heeft dit geen schadelijke gevolgen voor uw hond.
Ontwormen vóór de vaccinatie
Een worminfectie verlaagt de weerstand van uw huisdier. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dan een spoelworminfectie vaak leidt tot een verandering in het bloedbeeld. Witte bloedcellen, die voor de afweer nodig zijn, komen dan in grotere aantallen voor. Bij dieren die wormen hebben op het moment dat ze gevaccineerd worden, kan de noodzakelijke immuunreactie van het lichaam op de enting niet optimaal verlopen en de enting kan hierdoor minder effectief zijn. Het is daarom belangrijk dat honden en katten op het moment dat ze gevaccineerd worden geen acute worminfectie hebben. Dit kun je bereiken door het dier minstens 2 en maximaal 4 weken vóór de vaccinatie te ontwormen.
Veel voorkomende wormen in Nederland
De spoelworm
De spoelworm is de meest voorkomende worm bij de hond. De meeste pups, 4-5% van de volwassen honden en 15-36% van de volwassen zwerf- en kennelhonden is besmet. Pups kunnen al in de baarmoeder besmet raken en besmetting vindt ook plaats via de moedermelk. Eitjes van de spoelworm kunnen verder op straat, in het gras of in de zandbak liggen (overal waar honden hun behoeftes doen) en blijven kleven aan schoenen of pootjes. Als uw hond deze eitjes binnenkrijgt (bijvoorbeeld wanneer hij zich likt of iets van straat eet), kan hij ongemerkt een wormbesmetting oplopen. Ook het eten van geïnfecteerde prooidieren veroorzaakt besmetting. In de darmen van de hond ontwikkelen de eieren zich tot wormlarven die een trektocht door het lichaam maken en waarvan sommige in de darmen terugkeren en volwassen spoelwormen worden. Soms kom je die wormen tegen in braaksel of ontlasting. Ook mensen kunnen besmet raken met spoelwormen van de hond. Bij mensen ontwikkelt de worm zich echter niet tot het volwassen stadium, maar blijft het een larve. Deze larven kunnen aanleiding geven tot kleine infectiehaarden in de lever, longen, ogen en hersenen. Met name bij kinderen kan dit tot vervelende ziekteverschijnselen leiden, zoals in ernstige gevallen zelfs blindheid. Ook lijkt er een relatie te bestaan tussen infectie met spoelwormen en het tot uiting komen van allergische aandoeningen bij kinderen met aanleg daarvoor.
De lintworm
De lintworm kan overgebracht worden door een vlo! Een lintworm bestaat uit een groot aantal segmentjes, waarvan het laatste wordt afgestoten, terwijl de worm aan de voorkant weer aangroeit. In het afgestoten segmentje, dat eruitziet als een meloenpitje en soms nog "leeft", zitten de lintwormeitjes die zich ontwikkelen tot larven. Dit gebeurt in een zogenaamde tussengastheer (= een dier waarin een parasiet een deel van zijn levenscyclus doorloopt, alvorens in de eigenlijke gastheer volwassen te worden). De tussengastheer van de lintworm is de bijvoorbeeld de vlo. Als een hond een besmette vlo vangt/oplikt, ontwikkelt de larve zich in de darm van de hond tot volwassen worm.
De vossenlintworm
De vossenlintworm heeft net als de lintworm een tussengastheer nodig om zich tot volwassen worm te ontwikkelen. Honden worden pas geïnfecteerd als ze besmette knaagdieren vangen en opeten. De vossenlintworm is niet echt schadelijk voor uw hond, maar kan bij mensen ernstige problemen geven. De mens kan namelijk ook als "tussengastheer" fungeren. Het larvale stadium kan zich bij mensen in verschillende organen (o.a. lever, longen) nestelen en zo een ernstige ziekte veroorzaken.
De vossenlintworm komt in Nederland voor in Oost-Groningen en Zuid-Limburg. Loopt uw hond los in een gebied waar vossenlintworm voorkomt of jaagt u met uw hond, dan adviseren we om iedere maand te ontwormen. Bent u op vakantie geweest met uw hond in een gebied waar vossenlintworm voorkomt dan adviseren wij om bij thuiskomst 2 achtereenvolgende dagen te ontwormen met een middel dat praziquantel bevat (b.v. Milbemax®). Zorg dat tot 2 dagen na het ontwormen de ontlasting niet in het milieu terecht komt, dus ruim de ontlasting op en gooi het in de afvalbak (niet de GFT-bak!).
De haakworm
Haakwormen komen vooral in Zuid-Europa voor, maar worden ook in Nederland aangetroffen. Larven dringen via de huid of de slijmvliezen naar binnen, om dan via de bloedbaan de darm te bereiken. Daar veroorzaken de volwassen wormen kleine wondjes in de wand van de dunne darm die voor verdere gezondheidsproblemen kunnen zorgen, zoals bloedarmoede, gewichtsverlies en diarree.