Chronisch nierfalen

Chronisch nierfalen is een veel voorkomende ziekte, voornamelijk bij oudere katten. Ongeveer 10% van de katten ouder dan 10 jaar en 30% van de katten ouder dan 15 jaar lijdt aan chronisch nierfalen. De ziekte verergert meestal naarmate de kat ouder wordt, hoe snel dit gaat is echter per kat verschillend. Gelukkig zijn er nog verschillende therapie mogelijkheden om die achteruitgang van de nieren te vertragen en de kwaliteit van leven in stand te houden.

Wat is chronisch nierfalen?

Gezonde nieren vervullen een aantal belangrijke functies in het lichaam. Het bloed in het lichaam wordt continu door de nieren gefilterd. Op deze manier worden gifstoffen uit het lichaam verwijderd en uitgescheiden in de urine. Daarnaast spelen de nieren een belangrijke rol in de vocht- en zouthuishouding. Normale nieren zijn in staat om urine te concentreren, waardoor het lichaam niet uitdroogt. Ze reguleren ook voor een deel de bloeddruk en maken het hormoon erytropoëtine (EPO) aan, dat er voor zorgt dat er voldoende rode bloedcellen worden aangemaakt.

Bij (chronisch) nierfalen functioneren de nieren niet goed meer, waardoor de eerder genoemde processen verstoord raken en de kat ziek wordt. Nieren hebben gelukkig een hele grote reservecapaciteit. Dat blijkt wel uit het feit dat katten in theorie, net als mensen, één nier kunnen afstaan voor donatie zonder dat dat voor henzelf negatieve gevolgen heeft. Dit betekent dus dat een heel groot deel van de nieren, meer dan 75%, niet meer moet functioneren willen er klinische symptomen van nierfalen ontstaan. Anders gezegd; als we chronisch nierfalen bij onze katten diagnostiseren is dus al meer dan 75% van de nierfunctie verloren en is er geen reservecappaciteit meer over. Als de nier dus nog iets slechter gaat werken, geeft dit direct een verergering van de klachten. 

Wat zijn de verschijnselen?

Chronisch nierfalen is in de meest gevallen een progressieve ziekte die langzaam ontstaat. Soms zien we echter wel symptomen die plotseling lijken te zijn ontstaan. Dit komt doordat de nieren dus heel lang in hun reservecapaciteit kunnen blijven werken. Maar op een gegeven moment is "de rek eruit" en kan er een snelle verslechtering van de kat optreden. Het lijkt dan alsof de kat heel plots ziek is geworden, maar de achteruitgang van de nieren was dus al een hele tijd (ongemerkt) aan de gang.

De symptomen die we zien zijn vaak vaag en niet-specifiek voor nierfalen. Veel van de symptomen zijn het gevolg van het ophopen van gifstoffen in het lichaam doordat die niet meer goed worden uitgescheiden door de slechter functionerende nieren. Zo veroorzaken de gifstoffen misselijkheid van de kat, waardoor de kat kan gaan braken of stopt met eten. De gifstoffen kunnen in de bek door bacteriën worden omgezet in de ammoniak. Dit kan een vies ruikende adem veroorzaken en er voor zorgen dat er in de bek wondjes ontstaan. Dit kan op zijn beurt weer pijn veroorzaken wat de eetlust verder negatief beïnvloedt. Doordat de nieren niet meer goed kunnen concentreren zal de kat meer gaan plassen. Om dit te compenseren gaat de kat ook meer drinken. Soms echter, is het vele drinken niet genoeg en zal de kat uitdrogen. Hierdoor worden de andere symptomen weer verergerd (de misselijkheid bijvoorbeeld) en de kat zal ook slomer worden. Door de slechter functionerende nieren kunnen er ook waardevolle eiwitten verloren gaan via de urine. Dit zorgt samen met een mindere eetlust voor gewichtsverlies en bijvoorbeeld een slecht uitziende vacht. Vaak worden deze symptomen, ondanks therapie, erger in de loop van de tijd.

Hoe stellen we de diagnose?

Aangezien de symptomen van chronisch nierfalen niet specifiek zijn voor deze ziekte, zullen we vaak een bloedonderzoek doen. Daarin kijken we naar de zogenaamde nierwaardes (ureum en creatinine) of die verhoogd zijn en naar enkele andere waardes die kunnen veranderen door het nierprobleem. We zullen ook, zo mogelijk, de urine onderzoeken. Bij de typische kat met chronisch nierfalen zien we verhoogde nierwaardes in het bloed in combinatie met een te slecht geconcentreerde urine. Met behulp van urine onderzoek is soms ook al in een eerder stadium een beginnend nierprobleem op te sporen. Voordat de nierwaarden in het bloed omhoog gaan, is de urine vaak al wat minder geconcentreerd en kunnnen er al meer eiwitten in de uirne zitten.

Wat is er aan te doen?

Soms kunnen we een oorzaak vinden waardoor het nierprobleem is ontstaan, bijvoorbeeld door een bacteriële infectie. In dat geval zullen we in eerste instantie de oorzaak gaan behandelen. In de meeste gevallen kunnen we de oorzaak echter niet meer achterhalen. Chronisch nierfalen is niet te genzen. Daarom richten we ons op het zo veel mogelijk voorkomen, of in ieder geval vertragen, van verder achteruitgang van de nieren. En we proberen bepaalde klachten (zoals misselijkheid) te verminderen zodatt de kat zich lekker blijft voelen.

Dieet

De belangrijkste therapie om een chronisch nierprobleem te managen is met een speciaal nierdieet. Het is bekend dat katten met chronisch nierfalen die een nierdieet eten gemiddeld anderhalf tot twee keer langer overleven dan katten die hun normale dieet blijven krijgen. Een nierdieet is een zeer speciaal voer, gemaakt om de katten te ondersteunen en mogelijke complicaties die op termijn kunnen ontstaan al zoveel mogelijk te ondervangen.

Een nierdieet bevat o.a.:

  • Minder eiwitten zodat er bij de afbraak daarvan minder afvalstoffen in het bloed terecht komen.
  • Minder fosfaat. Het is bekend dat katten met nierproblemen vaker een te hoog fosfaat gehalte in het bloed hebben. Een hoog fosfaat zorgt voor een snellere verslechtering van de nieren.
  • Meer kalium om het extra verlies van kalium via de nieren tegen te gaan.
  • Hoger energiegehalte, omdat katten met nierproblemen vaak slechter eten en op deze manier toch genoeg energie binnen krijgen.
  • Minder zout

Het is belangrijk om langzaam op het nierdieet over te stappen, zodat de kat er goed aan kan wennen. Het is bij nierpatiënten sowieso belangrijk dat ze goed blijven eten dus uiteindelijk is het belangrijker dát ze blijven eten dan wát ze precies eten. Feit blijft wel dat een nierdieet het allerbeste dieet is wat je een nierpatiënt kunt geven.

Extra medicijnen

Ondanks het speciale dieet kan er door verdere verslechtering van de nieren uiteindelijk toch een tekort aan kalium of een teveel aan fosfaat in het bloed ontstaan. Dit kunnen we dan met extra medicijnen (kaliumtabletten respectievelijk fosfaatremmers) behandelen. Tevens kan de kat zich bijvoorbeeld misselijk gaan voelen. Ook dit is te behandelen met anti-misselijkheids tabletten en/of maagzuurremmers. Vaak drogen de katten ondanks dat ze heel veel drinken toch uit. Dit komt doordat ze teveel vocht verliezen door de slecht functionerende nieren. De vochtbalans kan door middel van infusen onder de huid of in het bloedvat weer hersteld worden. Het is dus ook belangrijk dat de kat thuis voldoende drinkt en dat dit ook gestimuleerd wordt. Bijvoorbeeld door ook zachtvoer te geven. Verder kunnen er op meerdere plekken in het huis vazen of bakjes water worden neergezet. Dit zet katten ook aan tot meer drinken.
Ten slotte kan de nierfunctie ondersteund worden met ACE-remmers. Hiervan is bekend dat ze de eetlust op peil kunnen houden en het eiwitverlies via de nieren kunnen verminderen waardoor de nieren minder snel verslechteren.

Bloeddruk onder controle houden

Katten met chronisch nierfalen hebben een verhoogd risico op het krijgen van een verhoogde bloeddruk. Een verhoogde bloeddruk heeft zijn beurt weer een negatief effect op de nieren en andere organen (hart, ogen, hersenen). De bloeddruk is over het algemeen goed onder controle te houden met medicatie.

Prognose

Chronisch nierfalen is over het algemeen een progressieve ziekte. Dit betekent dat in de loop van de tijd de nieren slechter zullen worden. De snelheid waarmee dit gebeurt verschilt per kat. Door middel van regelmatige controles en tijdig inspringen op veranderingen in het bloed en de algemene toestand van de kat kunnen we ze nog een zo fijn en lang mogelijk leven geven.